In de voorstelling presenteert circusmaker Hendrik Van Maele een nieuwe kijk op de kunst van het gooien en vangen. Samen met zijn medespelers Maria Madeira en Shalom Gramiccioli, nodigt hij de toeschouwer uit om de blik te verleggen: van de jongleerpatronen die zich vormen in de lucht, naar de beweging die de handen maken. Het trio maakt van het gooien en vangen een vertoning op zich en elke individuele worp en vangst is daarbij uniek.
Zolang zij hun handen maar blijven bewegen en het spel zich tussen de performers voltrekt, worden de objecten inwisselbaar. De jongleerbal wordt een tennisbal, wordt een cactus, wordt een papieren vliegtuig, alles wordt een potentieel projectiel, zo worden we allemaal een circusartiest. Maar het gooien van een dagdagelijks object is niet zonder lading. Zo schuilt er minachting in het gooien van een schoen en is het gooien van stenen niet zonder gevolgen. Want wat volgt na het gooien van de schoen? Wellicht de voet die eraan vasthangt?
In dit spel is van meet af aan niet duidelijk wie of wat wordt gegooid. En wat de juiste keuze is – het vangen van je partner of het object – is minder evident dan het lijkt. De lijn tussen spel en politieke actie vervaagt. Totdat de bal in jouw kamp wordt gerold, op wie of wat mik jij?
In Circusmagazine legt Hendrik zijn project uit aan de hand van de titel: “Enerzijds is de ‘road’ bepalend voor de scenografie: twee witte balletvloeren zullen van de ene coulisse naar de andere een lange smalle baan vormen over het podium. Anderzijds betekent ‘harbinger’ in het Nederlands ‘voorbode’: iets dat de komst van iets anders aankondigt. En dat past dan weer perfect bij het concept van de voorstelling: gooien en vangen. Zo kan je een worp zien als een ‘harbinger’ voor een vangst of voor een val, een vangst is dan weer de voorbode van een nieuwe worp, enzovoort.”